Lettenburg thans Restaurant-Tea-room, gedurende de Groote Oorlog herberg omgebouwd tot hulppost.
Maurice Duwez, bataljonsarts nam tijdens de eerste wereldoorlog deel aan de terugtrekking van het Belgisch leger uit Antwerpen naar de IJzer en verbleef vervolgens in de Westhoek aan het front.
Tot november 1915 bevond hij zich in de eerste linie in de sectoren Lo en Diksmuide. Hij was ook bekend onder zijn schrijversnaam Max Deauville.
Op 15 november vertrekt hij uit Alveringem naar de voorste linie. Hij passeert Lampernisse, Oostkerke en via talrijke haltes op modderige wegen komt hij uiteindelijk aan een kruispunt. Het is slechts een poel met aan de rand enkele tegen elkaar gedrongen huizen.
Een daarvan is de hulppost Lettenburg-cabaret.
Lettenburg-cabaret ligt op het kruispunt van de banen Oostkerke naar Oud-Stuivekenskerke en deze van Pervijze naar Diksmuide.
Het café is een klein huis met langs de kant van de vijand een witte muur zonder vensters.
Overal rond het huis zijn bomkraters. De weide tussen het huis en de spoorweg is nog slechts een zeef.
De post is klein en bestaat uit de gelagzaal en een soort hok dat als keuken dienst doet.
Onder de vloer bevindt zich een ondiepe kelder, gevuld met stro is dit de plaats voor de zwaarste gewonden, in afwachting dat ze verder worden afgevoerd.
Op de eerste verdieping bevinden zich enkele slaapkamertjes en een zolder onder een mansardedak.
De wind blaast er los door het dak. Dit is het verblijf van de verplegers.
Elke morgen komt de eigenaar om zijn 4 varkens te voeden. Het is een vuile en onguur uitziende man,de manschappen noemen hem de spion.
Voorbij Lettenburg splitst de weg zich in 2, links naar Oud-Stuivekenskerke en rechts maakt hij een bocht voor de Petroleumtanks om het jaagpad van de Ijzer te vervoegen aan kilometerpaal 16, alwaar in 1915 de fameuze Dodengang zal gegraven worden.
Vanaf deze dodengang brachten brancardiers dagelijks de gewonden per draagberrie naar Letten burg.
Bij het gebouw stonden ambulances klaar om de gewonde soldaten zo vlug mogelijk naar een veldhospitaal te voeren nadat de verplegers er de eerste zorgen toegediend hadden.
Tegen de muren stonden soms open doodskisten opgesteld waar men niet kon naast kijken.
De zwaargewonden welke de verplaatsing niet overleefden of ter plaatse overleden werden in een nabijgelegen weide begraven.
Naargelang de oorlog vorderde werd het dak van de herberg-hulppost nagenoeg volledig beschadigd.
Op 5 Km van de Dodengang was er tussen Lampernisse en Oostkerke van juni 1916 tot juli 1917 de chirurgische post van de Sint-Jansmolen.
Zwaargewonden welke nog konden geopereerd worden werden hierheen gebracht via de Oostkerkevaart.
Om de verplaatsing zo pijnloos mogelijk te laten verlopen werden de gekwetsten in een schuitje gelegd bij Lettenburg en met een touw naar de Sint-Jansmolen gesleept via deze watergang.
Bronnen: Dhr Nevens Herman, boek "Oostkerke. Blik op een polderdorp" (Philippe Vindevogel)" & Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis